Sjoerd Buisman – Gesloten egelantier-spiraal-ouroboros. Foto credits: Hendrik van Leeuwen
Artikel van Hendrik van Leeuwen, gepubliceerd 27 oktober 2022 in Den Haag Centraal
Galerie Ramakers presenteert vijf kunstenaars met dezelfde bron: ze putten inspiratie uit de plantaardige natuur. Maar ze hanteren wel andere spelregels om daar vorm aan te geven.
Botanica poëtica
De relatie tussen kunst en natuur is zo oud als de wereld, maar sinds we massaal in metropolen zijn gaan leven en smartphones gebruiken is die samenhang niet zo vanzelfsprekend meer. Kunstenaars moeten bijna als omgekeerde ontdekkingsreizigers terug naar de natuur om het contact te herstellen. Dat kan opzien baren.
In 1971 banjerde wijlen Jan Wolkers in zijn blote niksie over het onbewoonde Rottumerplaat. Weinig mensen begrepen dat hij zijn kleren niet alleen uittrok om opzien te baren (dat ook natuurlijk) maar vooral om met huid en haar deelgenoot van de natuur te worden. Om dezelfde reden loopt herman de vries (hij schrijft zijn naam principieel met kleine letters) vaak naakt door het Zwarte Woud. Hij ging er in 1970 naartoe, ontwikkelde zich gaandeweg tot een encyclopedische verzamelaar van gewassen en groeide in 2014 op de Biënnale van Venetië uit tot kanshebber voor de Gouden Leeuw. “De jury kwam meer dan eens kijken,” zegt curator Cees de Boer.
Herman de Vries – ‘vegetation-40-stuks-2007’
In galerie Ramakers kunnen we er een glimp van opvangen. Net als in Venetië hangt er een veelvoudig tableau met ingelijste grassen. De veertig delen zijn geordend op basis van een oudere foto en inmiddels aardig vergeeld. Hoewel er een fors prijskaartje aan hangt, horen die sluipende veroudering en uiteindelijk zelfs de teloorgang erbij, want herman de vries (1931) wil de ‘poëzie van de werkelijkheid’ zo direct mogelijk tonen. Elke hiërarchie tussen kunst en natuur wijst hij af. Met die houding is hij doorgedrongen tot de grote musea van de hedendaagse kunst. Dan ben je ook automatisch het ijkpunt van een groepstentoonstelling in galerie Ramakers, maar dankzij Cees de Boer is er een open samenspel van vijf kunstenaars ontstaan.
Met een sierlijke Latijnse term – ‘Botanica Poëtica’ – wijst hij op het gemeenschappelijk kenmerk (de plantaardige natuur) en op de individuele verschillen (de eigen spelregels). Gras is gras, daar kijkt niemand van op. Zeker niet van het Engelse raaigras dat onze weilanden zodanig domineert dat vogels, bloemen en insecten worden verdrukt. Maar als een kunstenaar zijn eigen spelregels (poëtica) op het fenomeen gras loslaat, klaart de blik op. Zo praat Stefan Cools (1981) over het ‘lezen van het hooi’. Hij ziet aan visuele signalen zoals kleur, hoogte en structuur hoe gezond het gras is. Vooral vlinders zijn een goede indicator. In zijn activiteiten komen boer, bioloog en kunstenaar in één persoon samen.
Sjoerd Buisman (1948) is de meest klassieke kunstenaar van het gezelschap. Hij neemt de ‘regelmatige groeiwijze’ van bomen en struiken als uitgangspunt en laat daar kunstzinnige wetmatigheden op los. Dat levert een prachtig spel op. Zigzaggend klimt een bonkige stam stukje bij beetje omhoog. Een egelantier spiraalt als de mythische ‘ouroboros’ om zijn as – een slang die in zijn eigen staart bijt. Buisman dwingt, meer dan de andere exposanten, de natuur in vorm. Daardoor komt de esthetische bekoring wel krachtig binnen.
Warffemius – Zonder titel 2021. Foto credits: Hendrik van Leeuwen
Warffemius (1956) is de dichter van het ensemble. Zijn schilderijen op doek en papier zijn leesbaar als visuele lyriek. De verbeelding van stengels, knoppen, peulen en bladeren is glashelder en tegelijk een tikje raadselachtig. Zoals het goede poëzie betaamt neemt het beeld op tal van plaatsen een onverwachte wending en raak je de draad in een web van mogelijkheden kwijt. Noodgedwongen gaat de kijker meeschilderen, sapstromen volgen, uitdijende vruchten nog meer bevruchten, stippen zetten op kleurige kruispunten… het wemelt van de ‘vurrukkulukke’ details om een dichterlijke term te gebruiken.
Toch voel je dat Warffemius vanuit concrete natuurobservaties vertrekt. Ergens lag hij op zijn buik in het gras, kwam de zon op, zeilde een wolk voorbij. Maar eenmaal thuis, met een kwast in de hand, nam de verf het initiatief over en begon het proces van metamorfose dat tot visuele lyriek leidt. “Warffemius werk is abstract en zintuiglijk tegelijk,” schrijft Cees de Boer, “het twijfelt tussen de microscoop en de sterrenkijker.” Dat zou je ook kunnen zeggen van Lilian Cooper die opgaat in momenten die de natuur biedt. “Zij schrijft ‘love letters’ aan de varen. Ze bundelt haar notities in petieterige boekjes en doosjes, wat de intimiteit sterk benadrukt maar alles ook erg klein maakt. De koper moet het maar in een veilig laatje wegstoppen. Om er af en toe weer naar te kijken.
galerieramakers.nl, expositie t/m 13 november.